Daar gaan we dan, de dag is aangebroken, we gaan varen. Maar
wat is dat toch altijd bij mij met dat vertrekken? Ik kijk er al een half jaar
naar uit, maar het moment van de motor starten en los gooien, daar heb ik een
dingetje mee. Zeker nu het alweer een half jaar geleden is dat we überhaupt
maar een centimeter hebben gevaren. Hebben we alles, moeten we dit niet nog
even nakijken, of is het weer wel goed genoeg, gaan we echt zeilen, staat er
niet te veel wind. Ik verzin werkelijk van alles om het maar uit te stellen.
Noem het planken vrees. Nu is er geen excuus meer aan te brengen is, waar
Martijn in zou trappen, op de toilet maken na dan, maar dat heeft hij vanmorgen
vroeg al gedaan. Die was echt, zonder door mij gesaboteerd te zijn, spontaan
gaan lekken. Dus de motor word gestart en we gooien los. Als we weg varen
bedenk ik me waarom ik me altijd zo aanstel, want als we eenmaal los zijn
geniet ik volop. Heerlijk die wind door je haren, dat gevoel hoog op het dek
rond te lopen. Het zonnetje schijnt
heerlijk maar er staat werkelijk niet een zuchtje wind.
Het water spiegelglad |
Het word motoren, de gehele
weg. Ik gooi mijn lounge kussen achter op het dek, (Champagne dek noemt Martijn
het, zo heet het ook, maar zo luxe is het bij ons niet). In het zonnetje val ik
al gauw in slaap op het ronken van de motor. Een uur later word ik wakker als
de motor zacht begint te lopen. Huh, nu al bij de haringvlietbrug, en oja, daar
kunnen we nu niet zomaar onderdoor. We moeten op de brug wachten. Mooi de tijd
om een soepje te gaan maken. Die laten we ons smaken voordat we de brug
doorvaren. Nog even een dingetje, we hebben al dagen vooraf berekend dat we
niet door de plezier vaart sluis kunnen, we zijn te hoog. Dus moeten we door de
beroepsvaart sluis. Leuk maar ik heb dat nog nooit eerder gedaan. Martijn is
vaker door de beroeps sluizen gegaan dan door de plezier vaartuig sluis. Dat
geeft me een stukje vertrouwen hoe het zou moeten werken. Hij roept middels de
marifoon de sluis op en we moeten nog even wachten aan bakboord zijde (Links).
Daar ligt nog een zeilboot, dus we zijn niet alleen. Voor mij is het nieuw en vraag
me af hoe het werkt in zo’n zeer grote mensen sluis. Als ik die vrachtschepen
voorbij zie komen zijn we net een bijbootje. De sluis gaat open en Martijn legt
mij uit dat als de uitvarende vracht schepen naar buiten komen er een zuigende
kracht ontstaat en ons van de steiger af willen rukken. Nou en dat gebeurd. Ik
ben er niet gerust over maar we liggen stevig vast. Ik kijk mijn ogen uit wat
er allemaal voor enorms uit die sluis komt varen. Ik voel me net alsof ik als
klein kind in mijn optimist (klein zeilbootje) vaar tussen de grote mensen. Wat
een enorme grote schepen komen eruit zetten en zoveel? Past dat er allemaal in? Woow, ik ben onder de indruk maar tegelijkertijd denk ik hoe moeten we met ons ieniemienie
bootje daar tussen liggen? Als ik me druk begin te maken, word het ineens
verzacht door een schip dat uit vaart die Bonaire heet. Met de Bonairiaanse
vlag geschilderd op de stuurhut. Het is even een andere wereld en ben even uit stress
modes.
Onze kant mag invaren. De beroepsvaart gaat eerst naar
binnen. Er komt een vrachtschip langs waar je van denkt, lijkt wel een flat dat
ze aan het verplaatsen zijn, maar schijnbaar past het in de sluis, die ik nog
niet van binnen heb gezien. Als wij eenmaal naar binnen mogen, is het helemaal
niet zo spannend als ik me had voor gesteld, wel moeten we even wachten op de
zeilboot die voor ons aan de beurt is en die neemt er nogal zijn tijd voor. Zie
Martijn zich al ergeren want die was er het liefst al 4x voorbij gevaren. Toch
vaart hij meer in zijn achteruit dan vooruit om de boot voor ons niet te rammen
die in slakken tempo de sluis invaart. We besluiten aan de andere kant af te
meren dan waar zij gaan liggen en als we al vast liggen, knopen zij pas vast
aan de andere kant. Misschien is het ook hun eerste keer? Maar nee, blijkt uit
de verhalen, zij hebben het al vaker gedaan. Ze liggen nog maar net vast en een
biertje en een leesboek komt tevoorschijn. Oké, dat is dan weer mijn spanning,
ik wil alert zijn en wil opletten. Martijn heeft mij al verzekerd dat we voor
ze uit gaan, voordat we de volgende sluis in varen, de Krammer. Oké, maar eerst
deze sluis uit zien te komen. Het gaat allemaal heel gemakkelijk. Beroepsvaart
eruit, geeft wel veel schroef water zodat we weer van de muur af worden
getrokken maar dat vaart gemakkelijk weg. De sluis is al leeg als de boot die
voor ons ligt, eindelijk het boek weg legt en denk, ohh we moeten eruit. Hij
roept nog “tot de volgende sluis”. De vrachtschepen zijn al mijlen ver weg en
wij liggen te wachten tot onze voorganger eens wilt vertrekken. Martijn besluit
niet te wachten, de sluis is immer 24 meter breed en wij gaan er voor hun uit.
Dan volgt na een 1.5 uur motoren naar de Krammersluis, ook daar moeten we, na
marifoon overleg, door de beroepsvaart sluis.
We zorgen ervoor onze mede
schutter (zo heet het door een sluis te gaan) voor te zijn. We moeten even
bakboord (links) af meren en wachten tot de sluis open gaat. Dat gaat vrij snel
en we zijn met 2 zeilboten (wij en onze eerder genoemde boot) en er zal iets
later een kleine beroepsvaarder aan schuiven. Of wij zoveel mogelijk vooraan in
de sluis willen liggen. De sluis gaat open en tevens de brug, we varen zo snel
mogelijk naar binnen en varen helemaal naar voren. De sluis is 325 meter lang en 24 meter
breed. Ik sta voor op het dek en kijk mijn ogen wederom uit. Dit is heel groot en erg lang. Wat geweldig dat ik dit
eens een keer mag zien. Er lijkt geen eind aan te komen zo lang. We liggen helemaal
vooraan en de boot die met ons meegaat in deze mammoet sluis vaart net binnen
als wij al liggen. Ik ga wat koffie inschenken en zie die boot wel erg dicht
naar ons toe varen. Na wat geroep word hij eens wakker en gooit z’n motor in
z’n achteruit. Niet te geloven in een sluis waar alleen wij 2 als kleine
bootjes liggen, (er kunnen met gemak 22 boten achter elkaar liggen) presteert
deze boot het om onze bijboot te rammen, zijn anker erin te leggen en
vervolgens niet vast te liggen aan de sluis want. Daar liggen we dan
verstrengeld in een sluis waar zo immens veel ruimte is. We zijn verbijsterd,
de man roept iets van inschattingsfoutje, en als we schade hebben, weten we hem
wel te vinden. Hij verdwijnt weer met een blik bier en zijn boek in de kuip. Oké,
dacht dat de beroepsvaart het gevaar zou zijn. Ik heb het ook wel eens mis. De
kleine beroepsvaart ligt er inmiddels ook in, en we gaan schutten. Na deze
sluis komen we ook de Bruinisse sluis goed door en om 18:30 liggen we op Mosselbank. Weleens waar nog zonder Grevelingen kaart die je moet hebben om op
de eilandjes te mogen liggen, maar de havens waren al dicht. Morgen halen we
braaf een kaart. Niet door vertellen hoor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten